GLORIA

GEOMAR Library Ocean Research Information Access

feed icon rss

Your email was sent successfully. Check your inbox.

An error occurred while sending the email. Please try again.

Proceed reservation?

Export
Filter
Document type
  • 1
    facet.materialart.
    Unknown
    In:  Gorteria : tijdschrift voor de floristiek, de plantenoecologie en het vegetatie-onderzoek van Nederland (0017-2294) vol.26 (2000) nr.2/3 p.84
    Publication Date: 2015-03-11
    Description: C.A.J. Kreutz & H. Dekker, De orchideeën van Nederland. Ecologie, verspreiding, bedreiging, beheer. Raalte, 2000. Uitg. B.J. Seckel, 512 pp., ISBN 90-805149-1-8, NLG 124,50 of rechtstreeks bij de uitgever zonder verzendkosten. E-mail: seckel@wxs.nl — Internet: http://home.wxs.nl/~seckel/kreutz Een kloek boek met zo’n 700, vaak pagina-grote kleurenfoto’s van voortreffelijke kwaliteit, dat is wat het eerst opvalt aan het boek. Bij bijna elke soort staan foto’s van verschillende vindplaatsen, en je verbaast je over de verschillen binnen een en dezelfde soort. Dat zijn we gewend van Harlekijn en van Vleeskleurige orchis, maar kijk bijvoorbeeld eens naar de 6 detailfoto’s van Hondskruid: allemaal duidelijk verschillend. Iets dergelijks geldt zeker ook voor de foto’s van Moeraswespenorchis, en voor vele meer. Het boek is een lust voor het oog, ook om de mooie locatiefoto’s. Maar het boek is veel meer, zoals de titel al aangeeft. De tekst gaat vooral in op de standplaatsen van de soorten, en indien bekend ook over fluctuaties in aantallen planten, begeleidende soorten, etc. Van alle soorten worden paginagrote verspreidingskaarten gegeven, met de aantallen uurhokken voor en na 1950, en de aantallen kilometerhokken vanaf 1980. De meeste ervan tonen het weinig rooskleurige beeld van de achteruitgang van de orchideeënsoort.
    Repository Name: National Museum of Natural History, Netherlands
    Type: Article / Letter to the editor
    Format: application/pdf
    Location Call Number Limitation Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 2
    facet.materialart.
    Unknown
    In:  Gorteria: tijdschrift voor de floristiek, de plantenoecologie en het vegetatie-onderzoek van Nederland vol. 26 no. 4, pp. 85-208
    Publication Date: 2024-01-12
    Description: In this publication five classes are treated: Lycopsida, Equisetopsida, Pteropsida, Pinopsida and Magnoliopsida. The present proposal replaces the \xe2\x80\x9cFLORON-Rode Lijst 1990\xe2\x80\x9d (Gorteria 16, 1990, 2-26). It meets the requirements of the IUCN criteria. Species are classified according to a combination of rareness and decrease into eight categories: \xe2\x80\x98Not Evaluated\xe2\x80\x99 (NB), \xe2\x80\x98Data Deficient\xe2\x80\x99 (OG), \xe2\x80\x98Actually Not Threatened\xe2\x80\x99 (TNB; IUCN: \xe2\x80\x98Low Risk/Least Concern\xe2\x80\x99), \xe2\x80\x98Near Threatened\xe2\x80\x99 (GE), \xe2\x80\x98Vulnerable\xe2\x80\x99 (KW), \xe2\x80\x98Endangered\xe2\x80\x99 (BE), \xe2\x80\x98Critically Endangered\xe2\x80\x99 (EB), and \xe2\x80\x98Disappeared\xe2\x80\x99 (VN; IUCN: \xe2\x80\x98Regionally Exctinct\xe2\x80\x99), the latter five forming together the Red List (RL2000). For this purpose 1490 species have been considered. The new List (Rode Lijst 2000) counts 499 species (38% of all relevant species): GE: 114 (23%), KW: 136 (27%), BE: 102 (20%), EB: 90 (19%), VN: 50 (10%). RL2000 is the result of treatments of the two national flora databases FLORIVON and FLORBASE, giving a picture of the decreasing and rare part of the Dutch flora between ca. 1935 and ca. 1999. The numbers of records presented are based on the 1x1 kilometer grid of the topographical map, which internationally is comparable with a singlepopulation size. RL2000 could largely be based on sound calculations. In comparison with the former List (RL90) 191 species changed in status: 74 are new, 117 species do not return on RL2000. After correction for differences in criteria, RL2000 is 10% longer than its predecessor. In a comment on RL2000 the species are treated according to habitat type. The most threatened habitat types are (number of species between brackets): all habitats on calcareous soil [arable fields (91%), wetlands (89%), grasslands (74%), forest edges (69%), woodlands (51%)], fen meadows (88%), heath land [wet (80%), dry (76%)], nutrient-poor waters (70%) and salt marshes (52%).
    Repository Name: National Museum of Natural History, Netherlands
    Type: info:eu-repo/semantics/article
    Format: application/pdf
    Location Call Number Limitation Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 3
    facet.materialart.
    Unknown
    In:  Gorteria: tijdschrift voor de floristiek, de plantenoecologie en het vegetatie-onderzoek van Nederland vol. 29 no. 4, pp. 99-105
    Publication Date: 2024-01-12
    Description: As a precursor for the forthcoming edition of \xe2\x80\x98Heukels\xe2\x80\x99 Flora van Nederland\xe2\x80\x99, a critical survey of species that show a recent increase in occurrence in the Netherlands is presented here. Apart from 49 species which now fully meet the criteria for inclusion in the Standard List (categories e, f, and g), a much longer list of so called \xe2\x80\x98Waiting Room Species\xe2\x80\x99 is given here. \xe2\x80\x98Waiting Room Species\xe2\x80\x99 are species that are in the process of naturalization in the Netherlands. Many of them are ornamental species, which are naturalizing in urban areas.
    Repository Name: National Museum of Natural History, Netherlands
    Type: info:eu-repo/semantics/article
    Format: application/pdf
    Location Call Number Limitation Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 4
    facet.materialart.
    Unknown
    In:  Gorteria: tijdschrift voor de floristiek, de plantenoecologie en het vegetatie-onderzoek van Nederland vol. 28 no. 6, pp. 146-147
    Publication Date: 2024-01-12
    Description: Tirion\xe2\x80\x99s Grassengids, Baarn, 2002, 223 pag., \xe2\x82\xac 29,95, ISBN 90-5210-467-0. \xe2\x80\x94 Bloemengidsen behandelen grasachtige planten stiefmoederlijk. Toch is er (daardoor?) een markt voor de assepoesters onder de planten, die dan in grassengidsjes worden tentoongesteld. \xe2\x80\x98Tirion\xe2\x80\x99s Grassengids\xe2\x80\x99 is er zo-een, vertaald vanuit Kosmos\xe2\x80\x99 Naturf\xc3\xbchrer \xe2\x80\x98Unsere Gr\xc3\xa4ser\xe2\x80\x99 van D. Aichele en H.-W. Schwegler (1965). Deze gids is eerst in Nederland uitgegeven als \xe2\x80\x98Thieme\xe2\x80\x99s Grassengids\xe2\x80\x99 en nu dus opnieuw als \xe2\x80\x98Tirion\xe2\x80\x99s Grassengids\xe2\x80\x99. Jammer. Het oorspronkelijke Duitse gidsje was al geen sterk werk. Als de namen er niet bij zouden staan, zou ik heel veel soorten niet van de plaatjes herkend hebben door gebrek aan detail en scherpte. In taxonomisch en nomenclatorisch opzicht was het Duitse werk al sterk verouderd bij de eerste publicatie; zo wordt Carex otrubae (= Valse voszegge) nog niet onderscheiden van Carex vulpina s. str. (= Voszegge); grofweg is het werk in deze opzichten meer dan 50 jaar verouderd.\nDe Nederlandse vertaler-bewerker maakt de grassengids echter tot een publicatie die afgeraden moeten worden voor gebruik vanwege de soms potsierlijk-slechte vertalingen en de talloze verkeerde namen. De uitgever had hier moeten ingrijpen. In zijn verantwoording zegt deze vertaler dat hij (o.a.) namen heeft ontleend aan de Beknopte Schoolflora van Heukels & Wachter (1949). Zodoende haalt hij \xe2\x80\x98Scherpgras\xe2\x80\x99 uit de oude doos voor het genus Koeleria. Dat Koeleria pyramidata (= Breed fakkelgras) dan \xe2\x80\x98Glanzend scherpgras\xe2\x80\x99 zou moeten heten is apocrief. \xe2\x80\x98Weidebeemdgras\xe2\x80\x99 voor Veldbeemdgras (= Poa pratensis) ) en \xe2\x80\x98Gewoon beemdgras\xe2\x80\x99 voor Ruw beemdgras (= Poa trivialis) zijn voorbeelden van tientallen verzinsels van deze vertaler. Ik kan niet nalaten er nog enkele te noemen. Wat dacht u van \xe2\x80\x98Bloemzegge\xe2\x80\x99 voor Blaaszegge (= Carex vesicaria), \xe2\x80\x98Kamzegge\xe2\x80\x99 voor Tweerijige zegge (= Carex disticha ), etc. Als er \xc3\xa9\xc3\xa9n soort is die langlevend is, is het wel Eriophorum vaginatum (= Eenarig wollegras), maar deze krijgt de naam \xe2\x80\x98\xc3\x89\xc3\xa9njarig wollegras\xe2\x80\x99, in de tekst, bij de plaat, en in de index. Irritant zijn de foutieve vertalingen van specifieke botanische termen. Dat Rispen-, \xc3\x84hrenrispen- en \xc3\x84hrengraser (pluim-, aarpluim- en aargrassen) onjuist vertaald zijn als \xe2\x80\x98Beemdgrassen\xe2\x80\x99, \xe2\x80\x98Arenbeemdgrassen\xe2\x80\x99 en \xe2\x80\x98Arengrassen\xe2\x80\x99 geeft al aan dat de vertaler-bewerker de Heukels & Wachter-flora niet gebruikt heeft, ook niet voor de Nederlandstalige terminologie voor de onderdelen van de grassenbloem: kelkkafjes, onderste kroonkafje (lemma) en bovenste kroonkafje (palea); hier heten ze \xe2\x80\x98schutkafje\xe2\x80\x99 (H\xc3\xbcllspelze), \xe2\x80\x98dekkafje\xe2\x80\x99 (Deckspelze) en \xe2\x80\x98voorkafje\xe2\x80\x99 (Vorspelze). Gaat het hier nog om zuivere germanismen, wat te denken van de term \xe2\x80\x98opgeblazen draagbladeren\xe2\x80\x99 (= aufgeblasenen Schl\xc3\xa4uche)? De vakterm voor Schl\xc3\xa4uche is \xe2\x80\x98urntjes\xe2\x80\x99.
    Repository Name: National Museum of Natural History, Netherlands
    Type: info:eu-repo/semantics/article
    Format: application/pdf
    Location Call Number Limitation Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 5
    Publication Date: 2024-01-12
    Repository Name: National Museum of Natural History, Netherlands
    Type: info:eu-repo/semantics/article
    Format: application/pdf
    Location Call Number Limitation Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 6
    facet.materialart.
    Unknown
    In:  Gorteria: tijdschrift voor de floristiek, de plantenoecologie en het vegetatie-onderzoek van Nederland vol. 17 no. 3/4, pp. 9-12
    Publication Date: 2024-01-12
    Description: Dit voorjaar is er een nieuwe streeplijst uitgekomen onder de verantwoordelijkheid van de Stichting FLORON en het onderzoekinstituut Rijksherbarium/Hortus Botanicus. Deze streeplijst is in twee versies beschikbaar: een met de wetenschappelijke namen (op het formulier rechtsboven met een W), en een met de Nederlandse namen (rechtsboven met een N).\nEr zijn enkele redenen om nader in te gaan op het nu beschikbare model. De voornaamste is wellicht dat uitgelegd moet worden waarom de FLORON/CBS-streeplijst, die pas het vorig jaar verscheen, niet meer wordt gebruikt. Daarnaast zal worden toegelicht hoe de huidige streeplijst tot stand is gekomen. (Terzijde: omdat het aangeven van de plantenvondsten niet meer door aanstrepen maar door aankruisen of invullen van een speciaal blokje gebeurt, is er bezwaar te maken tegen het woord \xe2\x80\x98streeplijst\xe2\x80\x99.)
    Repository Name: National Museum of Natural History, Netherlands
    Type: info:eu-repo/semantics/article
    Format: application/pdf
    Location Call Number Limitation Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 7
    facet.materialart.
    Unknown
    In:  Gorteria: tijdschrift voor de floristiek, de plantenoecologie en het vegetatie-onderzoek van Nederland vol. 27 no. 2/3, pp. 42-44
    Publication Date: 2024-01-12
    Description: Het aantal soorten dat in Heukels\xe2\x80\x99 Flora wordt behandeld neemt langzaam toe. Werden in de laatste editie ruim 40 soorten extra opgenomen, reeds vijf jaar later zijn er wederom een kleine dertig soorten die eigenlijk in de Flora thuishoren. Omdat er niet spoedig een nieuwe editie te verwachten is, is het wenselijk om tussendoor aandacht te vragen voor een aantal zaken die de Flora betreffen.\nMeestal zit er heel wat tijd tussen het moment dat een nieuwe plantensoort \xe2\x80\x9cin het wild\xe2\x80\x9d gevonden wordt, en het moment dat deze als Standaardlijstsoort wordt beschouwd. Afgezien van het feit dat de Heukels-Flora gemiddeld om de zeven jaar verschijnt, en dus per definitie iets achterloopt, kan het een hele tijd duren eer duidelijk wordt dat een nieuwe soort inderdaad voldoet aan de criteria om opgenomen te worden in een nieuwe editie van de Standaardlijst. Zoals bekend moet een nieuwe Standaardlijstsoort die zich vestigt als gevolg van menselijke activiteiten aan de volgende criteria voldoen: hij moet in tenminste 3 niet-aangrenzende uurhokken voorkomen en ter plekke minstens drie generaties hebben geleefd (wat overigens voor houtige gewassen bijna niet vast te stellen is).
    Repository Name: National Museum of Natural History, Netherlands
    Type: info:eu-repo/semantics/article
    Format: application/pdf
    Location Call Number Limitation Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 8
    facet.materialart.
    Unknown
    In:  Gorteria: tijdschrift voor de floristiek, de plantenoecologie en het vegetatie-onderzoek van Nederland vol. 31 no. 6, pp. 129-136
    Publication Date: 2024-01-12
    Description: De recente studie van M.Hedr\xc3\xa9n (Lund, Zweden) van de Carex flava-groep in Scandinavi\xc3\xab en Finland toonde aan dat op moleculair niveau vier soorten goed te onderscheiden zijn: C. flava, C. lepidocarpa, C. demissa (= C. oederi subsp. oedocarpa) en C. oederi (= C. oederi subsp. oederi).\nDoor de moleculaire resultaten te koppelen aan de morfologische eigenschappen van de planten kon worden aangetoond dat de vier taxa sterker bleken te overlappen in de urntjes-kenmerken dan werd aangenomen, terwijl andere kenmerken (tongetje, gesteeldheid en lengte mannelijke aar) een grotere betekenis hebben voor de identificatie van de planten. Onze herbariumstudie maakt duidelijk dat C. lepidocarpa nog voorkomt op twee van de drie vroegere vindplaatsen, dat de vindplaats in de Betuwe uitsluitend de hybride C. flava \xc3\x97 lepidocarpa betreft, en dat deze hybride vroeger ook in het Bunderbos en bij Hoensbroek is gezien. Van C. flava komen drie vindplaatsen voor in Zuid-Limburg, en twee in het westelijke rivierengebied; de vindplaatsen in Flevoland en de Lauwersmeer zijn zeker nieuwe vestigingen.\nThe recent study of M. Hedr\xc3\xa9n (Lund, Sweden) of the Carex flava group in Fennoscandia proved that the 4 species C. flava, C. lepidocarpa, C. demissa (= C. oederi subsp. oedocarpa) en C. oederi (= C. oederi subsp. oederi) are well separated at molecular level. By linking the molecular characters to the morphological ones, it could be demonstrated that the traditional utrical and beak size characters show more overlap than hitherto assumed, whereas other morphological characters (ligule, pedicel length of the male spike) are more important for identification of the plants. Our herbarium study shows that C. lepidocarpa is still present on two of its former three localities and that there is one locality in the \xe2\x80\x98Betuwe\xe2\x80\x99 where only the hybrid C. flava \xc3\x97 lepidocarpa occurs; in the nineteenth century and the early twentieth century, the hybrid was also found in two places in southern Limburg. Carex flava occurs presently at three localities in southern Limburg, at two in the western riverine area, and at two localities in the central and northern part of the country which represent certainly new and recent establishments.
    Repository Name: National Museum of Natural History, Netherlands
    Type: info:eu-repo/semantics/article
    Format: application/pdf
    Location Call Number Limitation Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 9
    facet.materialart.
    Unknown
    In:  Gorteria: tijdschrift voor de floristiek, de plantenoecologie en het vegetatie-onderzoek van Nederland vol. 27 no. 6, pp. 142-143
    Publication Date: 2024-01-12
    Description: B. Jonsell & T. Karlsson (red.), Flora Nordica 2: Chenopodiaceae to Fumariaceae, Stockholm, 2001, 154 fig., DM 130, ISBN 91-7190-037-3. \xe2\x80\x94 Het tweede deel van Flora Nordica is van dezelfde hoge kwaliteit als het eerste (zie Gorteria 26: 236). Dat het werk ook voor Nederlandse floristen belangrijk is moge blijken uit het Spergularia-voorbeeld: Spergularia rubra is van beide zoute soorten te onderscheiden door de vliezige steunblaadjes (Fig. 1). Van vele soorten worden \xe2\x80\x9cnieuwe\xe2\x80\x9d diagnostische kenmerken gegeven, nieuw in elk geval voor niet-Noordische gebruikers. Zoals uit het voorbeeld blijkt zijn vele van die kenmerken door uitstekende lijntekeningen ge\xc3\xafllustreerd, of door zeer fraaie SEM-foto\xe2\x80\x99s, dat laatste met name als het om de detaillering van zaden gaat. Ook de nomenclatuur en typificatie van de soorten is kritisch onder de loep genomen. Zo zal Gewoon speenkruid Ranunculus ficaria subsp. ficaria moeten heten, terwijl \xe2\x80\x9conze\xe2\x80\x9d huidige \xe2\x80\x9csubsp. ficaria\xe2\x80\x9d het epitheton\xe2\x80\x9c fertilis\xe2\x80\x9d moet dragen. Nieuw voor een Flora is de uitvoerige behandeling van het Ranunculus auricomus-complex In de Flora Nordica zijn nu ook resultaten van moleculair taxonomisch onderzoek verwerkt, met name in een deel van de Caryophyllaceae; Cucubalis baccifer wordt bijvoorbeeld in Silene opgenomen als S. baccifera (L.) Roth, terwijl het genus Lychnis voor het grootste deel gehandhaafd blijft. Het soortsbegrip is in deel 2 \xe2\x80\x9ckleiner\xe2\x80\x9d dan in het eerste deel, in veel gevallen waarschijnlijk ook wel terecht zoals bij Sagina apetala waar subsp. erecta nu als aparte soort Sagina micropetala wordt onderscheiden. Het formele subspecies-niveau is echter uitgehold: het wordt niet alleen toegepast in gevallen waarin de intraspecifische variatie in de soort te groot is voor het onderscheiden van \xe2\x80\x9cechte\xe2\x80\x9d soorten, maar vaak ook in gevallen waarin veel materiaal ook niet tot op de ondersoort kan worden gedetermineerd. Daar staat tegenover dat veel kritische waarnemingen over de variabiliteit van de soorten gegeven worden. De Flora biedt veel stof voor nader onderzoek aan de flora van Nederland, bijvoorbeeld bij het onderscheiden van de Hoornbloem-soorten, waar uitgezocht moet worden of in ons land ook Cerastium subtetrandrum en/of C. glutinosum voorkomen naast C. semidecandrum en C. pumilum. Ook de behandeling van het geslacht Amaranthus verdient bijzondere aandacht. Ik zie al weer uit naar de volgende delen van deze uitmuntende Flora.
    Repository Name: National Museum of Natural History, Netherlands
    Type: info:eu-repo/semantics/article
    Format: application/pdf
    Location Call Number Limitation Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 10
    facet.materialart.
    Unknown
    In:  Gorteria: tijdschrift voor de floristiek, de plantenoecologie en het vegetatie-onderzoek van Nederland vol. 27 no. 6, pp. 135-137
    Publication Date: 2024-01-12
    Description: In the last years isolated specimens of Daphne laureola have been found in three localities in the Netherlands: one in the dunes of Voorne, and two in public gardens in Delft. Daphne laureola is only rarely cultivated in the Netherlands. It is argued that the Dutch localities might belong to a more or less natural extension of the distribution area of this species, which might be associated with the still ameliorating climatic conditions for atlantic-mediterranean species in the Netherlands.
    Repository Name: National Museum of Natural History, Netherlands
    Type: info:eu-repo/semantics/article
    Format: application/pdf
    Location Call Number Limitation Availability
    BibTip Others were also interested in ...
Close ⊗
This website uses cookies and the analysis tool Matomo. More information can be found here...