GLORIA

GEOMAR Library Ocean Research Information Access

feed icon rss

Your email was sent successfully. Check your inbox.

An error occurred while sending the email. Please try again.

Proceed reservation?

Export
  • 1
    facet.materialart.
    Unknown
    In:  Gorteria : tijdschrift voor de floristiek, de plantenoecologie en het vegetatie-onderzoek van Nederland (2542-8578) vol.40 (2018) p.1
    Publication Date: 2018-05-22
    Description: Lindernia dubia (L.) Pennell, a North American species, is still a rare and ephemerical neophyte in the Netherlands, but is invading the country rapidly now. We expect it to become a threat to plant biodiversity in Dutch wetlands. To describe its ecological and phytosociological position and assess its possible risk status we investigated known sites in the Netherlands. Being a pioneer species on open, muddy soil, more or less rich in nutrients, more or less acid, it occurs in different phytosociological classes: Littorelletea uniflorae, Phragmitetea, Isoeto-Nanojuncetea and Bidentetea tripartitae. We consider the species as possibly harmfull to vegetations belonging to the Littorelletea uniflorae and some associations of the Isoeto-Nanojuncetea, as those vegetations are already threatened by drainage and athmospheric deposition of nitrogen; they contain several species of the Dutch Red list for vascular plants and the size and growth rate of many characteristic plants makes them vulnerable to out-competing by Lindernia dubia. Schijngenadekruid (Lindernia dubia (L.) Pennell; Fig. 1, 2) is een kleine eenjarige plant, behorend tot een eigen familie (Fischer et al. 2013), de Linderniaceae, die nauw verwant is aan de Gratiolaceae en Plantaginaceae en vroeger werd geplaatst in de Scrophulariaceae s.l. De plant is haarloos en vormt geen rozet, groeit liggend tot opstijgend, met op doorsnede vierkante stengels tot 20 cm lang. De bladen zijn ongedeeld, tegenoverstaand, (bijna) zittend en elliptisch. Ze zijn glanzend helder groen (verkleurend naar rood in de nazomer) met een licht getande rand en handvormige, bijna parallelle nervatuur. De bloemen hebben gelijkvormige kelklobben, een aan de basis vergroeide, 2-zijdig symmetrische, tweelippige kroon van 5 – 10 mm, die roze lila tot blauwachtig violet is, en één stijl, twee staminodiën en twee vruchtbare meeldraden. Vroege (Lewis 2000) of late (Pennell 1935) bloemen kunnen cleistogaam zijn. De vruchten zijn elliptische tot kegelvormige doosvruchten die ongeveer even lang zijn als de blijvende kelktanden, met vele langwerpige, gele zaden van minder dan 0,5 mm lang. Schijngenadekruid, zoals de naam al zegt, kan worden verward met Genadekruid (Gratiola officinalis L.), of met ‘waterereprijzen’ (Veronica spp.). Waterereprijzen hebben een minder 2-zijdig symmetrische en vergroeide bloemkroon, een op doorsnede ronde stengel en bladen met onduidelijke of geveerde nervatuur. Genadekruid heeft grotere bloemen met ongelijke kelktanden. Schijngenadekruid is een neofyt die van origine voorkomt in het stroomgebied van de Mississippi in Noord Amerika. De soort groeit daar op slikkige oevers van rivieren, meren en kleinere vijvers meertjes en plassen (Pennell 1935, Lewis 2000). De soort heeft zich in de loop van de 20e eeuw wereldwijd verbreid in Midden en Zuid Amerika, Zuidoost Azië, Japan, en recent ook in India. Sinds 1850 heeft Schijngenadekruid voet aan wal gezet in Europa (Nantes) en heeft zich van daaruit verspreid over Zuid-Europa, Midden Europa en de Balkan. In Zuid-Europa komt de soort voor en/of wordt verspreid in rijstvelden, in Midden-Europa heeft de soort zich verspreid via visvijvers. De soort komt vrijwel overal in het Europese areaal ook in natuurlijke ecosystemen voor. In 1994 werd de soort aangetroffen in België (Vannerom 1994). De eerste vondst in Nederland dateert uit 2004 in een poel in Oldenzaal door A. van Renssen (Zijlstra et al. 2005, verspreidingsatlas.nl); vermoedelijk was hier sprake van tuin- of vijverafval. Pas in 2008 kwam de plant weer in beeld, en wel langs de Grensmaas, waar de soort aan Belgische zijde al iets eerder was gevonden. In 2012 werd de soort aangetroffen op de Ewijkse Plaat, langs de Waal, niet ver van de lokatie waar dat jaar Eivormige waterbies (Eleocharis ovata) weer was terug gevonden. In 2014 volgde een aantal nieuwe groeiplaatsen in zwakgebufferde tot zure vennen op wat lemige zandbodem in Noord Limburg, Brabant en Huizen (Noord-Holland!). Vanaf dat jaar lijkt de soort zich echt uit te breiden, de bekende populaties houden stand en de soort duikt in 2016 bovendien op in de Schoutenwaard, aan de Nederrijn bij Randwijk (Gelderland). Een actueel beeld van de verspreiding in Nederland is te zien in Fig. 3. Schijngenadekruid is een soort die in Nederland, volgens de definitie van Richardson et al. (2000), inmiddels zonder enige twijfel een genaturaliseerde invasieve exoot is. Het verspreidingspatroon door de tijd en de prominente aanwezigheid (directe of indirecte observatie) van watervogels op alle groeiplaatsen doen veronderstellen dat watervogels vrijwel zeker betrokken zijn bij de verspreiding van Schijngenadekruid in Nederland. We treffen de soort aan op in de (na-)zomer droogvallende oevers of bodems van ondiepe plassen, nevengeulen en vennen. Dat kunnen zeer voedselrijke en slibrijke bodems zijn in het rivierengebied, waar de soort meestal groeit in nitrofiele vegetaties behorende tot de Tandzaadklasse, of de Rietklasse. Hier is de groeivorm van Schijngenadekruid robuust, vrijwel rechtopstaand. We denken dat deze soort, die overigens van nature in wat voedselrijkere milieus thuishoort, hier niet veel schade aan bijzondere inheemse soorten of vegetaties kan aanrichten. Zowel deze soorten als vegetaties zijn zelf bijzonder concurrentiekrachtig. Anders ligt dat bij de lokaties in het pleistocene deel van Nederland. De soort groeit hier aan oevers van vennen in een kleinbladige, kruipende vorm die tamelijk bodembedekkend kan zijn. Deze groeivorm is zeker niet zo allesverstikkend als Watercrassula (Crassula helmsii) dat kan doen. Desalniettemin vermoeden we dat juist in dit soort milieus de kwetsbare soorten, behorend tot het Isoeto-Nanojuncetea en het Littorelletea uniflorae kunnen worden verdrongen door deze soort. Bij natuurontwikkelingswerkzaamheden in dit soort milieus (plaggen) zou aandacht kunnen worden besteed aan het reinigen van apparatuur en zouden de eerste planten van deze soort kunnen worden verwijderd, zodat de beoogde inheemse doelsoorten een stapje voorsprong hebben.
    Keywords: Lindernia dubia ; invasive alien species ; phytosociology ; wetlands ; Littorelletea uniflorae ; Isoeto-Nanojuncetea ; Bidentetea tripartitae
    Repository Name: National Museum of Natural History, Netherlands
    Type: Article / Letter to the editor
    Format: application/pdf
    Location Call Number Limitation Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 2
    facet.materialart.
    Unknown
    In:  Nederlandse Faunistische Mededelingen (01692453) vol.9 (1999) p.29
    Publication Date: 2007-01-10
    Description: Het genus Scrobipalpa in Nederland (Lepidoptera: Gelechiidae) Scrobipalpa is een geslacht van kleine, lastig uit elkaar te houden motjes. In heel Europa zijn ongeveer 70 soorten bekend. Doorgaans zijn de vleugels bruin- of grijsachtig met een tekening van stippels en strepen die bovendien erg kan variëren. Hierdoor kunnen de individuele soorten vaak moeilijk herkend worden. Aan de hand van de genitaliën kunnen soorten wel allemaal gedetermineerd worden. Omdat de literatuur over deze groep niet erg toegankelijk is en bestaande beschrijvingen soms erg onvolledig zijn, wordt dit artikel in het Engels geschreven. Met dit artikel zijn de elf Nederlandse soorten te determineren. De meeste hiervan zijn min of meer gebonden aan de kust. Van alle soorten worden naast beschrijvingen van de vleugeltekening en de genitaliën, ook de verspreiding, de biologie en de ecologie gegeven.
    Keywords: Insecta ; Lepidoptera ; Scrobipalpa ; Verspreiding ; Biotopen ; Fenologie ; Herkenning ; Determinatiesleutel ; Waardplanten ; 42.75
    Repository Name: National Museum of Natural History, Netherlands
    Type: Article / Letter to the editor
    Format: application/pdf
    Location Call Number Limitation Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 3
    facet.materialart.
    Unknown
    In:  Gorteria: tijdschrift voor de floristiek, de plantenoecologie en het vegetatie-onderzoek van Nederland vol. 40, pp. 1-10
    Publication Date: 2024-01-12
    Description: Lindernia dubia (L.) Pennell, a North American species, is still a rare and ephemerical neophyte in the Netherlands, but is invading the country rapidly now. We expect it to become a threat to plant biodiversity in Dutch wetlands. To describe its ecological and phytosociological position and assess its possible risk status we investigated known sites in the Netherlands. Being a pioneer species on open, muddy soil, more or less rich in nutrients, more or less acid, it occurs in different phytosociological classes: Littorelletea uniflorae, Phragmitetea, Isoeto-Nanojuncetea and Bidentetea tripartitae. We consider the species as possibly harmfull to vegetations belonging to the Littorelletea uniflorae and some associations of the Isoeto-Nanojuncetea, as those vegetations are already threatened by drainage and athmospheric deposition of nitrogen; they contain several species of the Dutch Red list for vascular plants and the size and growth rate of many characteristic plants makes them vulnerable to out-competing by Lindernia dubia.\nSchijngenadekruid (Lindernia dubia (L.) Pennell; Fig. 1, 2) is een kleine eenjarige plant, behorend tot een eigen familie (Fischer et al. 2013), de Linderniaceae, die nauw verwant is aan de Gratiolaceae en Plantaginaceae en vroeger werd geplaatst in de Scrophulariaceae s.l. De plant is haarloos en vormt geen rozet, groeit liggend tot opstijgend, met op doorsnede vierkante stengels tot 20 cm lang. De bladen zijn ongedeeld, tegenoverstaand, (bijna) zittend en elliptisch. Ze zijn glanzend helder groen (verkleurend naar rood in de nazomer) met een licht getande rand en handvormige, bijna parallelle nervatuur. De bloemen hebben gelijkvormige kelklobben, een aan de basis vergroeide, 2-zijdig symmetrische, tweelippige kroon van 5 \xe2\x80\x93 10 mm, die roze lila tot blauwachtig violet is, en \xc3\xa9\xc3\xa9n stijl, twee staminodi\xc3\xabn en twee vruchtbare meeldraden. Vroege (Lewis 2000) of late (Pennell 1935) bloemen kunnen cleistogaam zijn. De vruchten zijn elliptische tot kegelvormige doosvruchten die ongeveer even lang zijn als de blijvende kelktanden, met vele langwerpige, gele zaden van minder dan 0,5 mm lang. Schijngenadekruid, zoals de naam al zegt, kan worden verward met Genadekruid (Gratiola officinalis L.), of met \xe2\x80\x98waterereprijzen\xe2\x80\x99 (Veronica spp.). Waterereprijzen hebben een minder 2-zijdig symmetrische en vergroeide bloemkroon, een op doorsnede ronde stengel en bladen met onduidelijke of geveerde nervatuur. Genadekruid heeft grotere bloemen met ongelijke kelktanden. Schijngenadekruid is een neofyt die van origine voorkomt in het stroomgebied van de Mississippi in Noord Amerika. De soort groeit daar op slikkige oevers van rivieren, meren en kleinere vijvers meertjes en plassen (Pennell 1935, Lewis 2000). De soort heeft zich in de loop van de 20e eeuw wereldwijd verbreid in Midden en Zuid Amerika, Zuidoost Azi\xc3\xab, Japan, en recent ook in India. Sinds 1850 heeft Schijngenadekruid voet aan wal gezet in Europa (Nantes) en heeft zich van daaruit verspreid over Zuid-Europa, Midden Europa en de Balkan. In Zuid-Europa komt de soort voor en/of wordt verspreid in rijstvelden, in Midden-Europa heeft de soort zich verspreid via visvijvers. De soort komt vrijwel overal in het Europese areaal ook in natuurlijke ecosystemen voor. In 1994 werd de soort aangetroffen in Belgi\xc3\xab (Vannerom 1994). De eerste vondst in Nederland dateert uit 2004 in een poel in Oldenzaal door A. van Renssen (Zijlstra et al. 2005, verspreidingsatlas.nl); vermoedelijk was hier sprake van tuin- of vijverafval. Pas in 2008 kwam de plant weer in beeld, en wel langs de Grensmaas, waar de soort aan Belgische zijde al iets eerder was gevonden. In 2012 werd de soort aangetroffen op de Ewijkse Plaat, langs de Waal, niet ver van de lokatie waar dat jaar Eivormige waterbies (Eleocharis ovata) weer was terug gevonden. In 2014 volgde een aantal nieuwe groeiplaatsen in zwakgebufferde tot zure vennen op wat lemige zandbodem in Noord Limburg, Brabant en Huizen (Noord-Holland!). Vanaf dat jaar lijkt de soort zich echt uit te breiden, de bekende populaties houden stand en de soort duikt in 2016 bovendien op in de Schoutenwaard, aan de Nederrijn bij Randwijk (Gelderland). Een actueel beeld van de verspreiding in Nederland is te zien in Fig. 3. Schijngenadekruid is een soort die in Nederland, volgens de definitie van Richardson et al. (2000), inmiddels zonder enige twijfel een genaturaliseerde invasieve exoot is. Het verspreidingspatroon door de tijd en de prominente aanwezigheid (directe of indirecte observatie) van watervogels op alle groeiplaatsen doen veronderstellen dat watervogels vrijwel zeker betrokken zijn bij de verspreiding van Schijngenadekruid in Nederland. We treffen de soort aan op in de (na-)zomer droogvallende oevers of bodems van ondiepe plassen, nevengeulen en vennen. Dat kunnen zeer voedselrijke en slibrijke bodems zijn in het rivierengebied, waar de soort meestal groeit in nitrofiele vegetaties behorende tot de Tandzaadklasse, of de Rietklasse. Hier is de groeivorm van Schijngenadekruid robuust, vrijwel rechtopstaand. We denken dat deze soort, die overigens van nature in wat voedselrijkere milieus thuishoort, hier niet veel schade aan bijzondere inheemse soorten of vegetaties kan aanrichten. Zowel deze soorten als vegetaties zijn zelf bijzonder concurrentiekrachtig. Anders ligt dat bij de lokaties in het pleistocene deel van Nederland. De soort groeit hier aan oevers van vennen in een kleinbladige, kruipende vorm die tamelijk bodembedekkend kan zijn. Deze groeivorm is zeker niet zo allesverstikkend als Watercrassula (Crassula helmsii) dat kan doen. Desalniettemin vermoeden we dat juist in dit soort milieus de kwetsbare soorten, behorend tot het Isoeto-Nanojuncetea en het Littorelletea uniflorae kunnen worden verdrongen door deze soort. Bij natuurontwikkelingswerkzaamheden in dit soort milieus (plaggen) zou aandacht kunnen worden besteed aan het reinigen van apparatuur en zouden de eerste planten van deze soort kunnen worden verwijderd, zodat de beoogde inheemse doelsoorten een stapje voorsprong hebben.
    Keywords: Lindernia dubia ; invasive alien species ; phytosociology ; wetlands ; Littorelletea uniflorae ; Isoeto-Nanojuncetea ; Bidentetea tripartitae
    Repository Name: National Museum of Natural History, Netherlands
    Type: info:eu-repo/semantics/article
    Format: application/pdf
    Location Call Number Limitation Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 4
    Publication Date: 2024-01-12
    Keywords: biodiversiteit ; Nederland ; wolluizen ; dopluizen ; schildluizen
    Repository Name: National Museum of Natural History, Netherlands
    Type: info:eu-repo/semantics/conferenceObject
    Format: application/pdf
    Location Call Number Limitation Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 5
    facet.materialart.
    Unknown
    Publication Date: 2024-01-12
    Keywords: biodiversiteit ; Nederland ; wittevliegen
    Repository Name: National Museum of Natural History, Netherlands
    Type: info:eu-repo/semantics/conferenceObject
    Format: application/pdf
    Location Call Number Limitation Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 6
    Publication Date: 2024-01-12
    Description: Nachtvlinders zijn prachtige insecten met een intrigerende leefwijze en een grote ecologische betekenis. Daarom verdienen ze een plaats in het Nederlandse natuurbeleid en dienen ze effectief beschermd te worden. Dat is de boodschap die De Vlinderstichting en de Werkgroep Vlinderfaunistiek van EIS-Nederland met dit boek willen uitdragen.
    Keywords: nachtvlinders ; lepidoptera ; entomologie ; Nederland
    Repository Name: National Museum of Natural History, Netherlands
    Type: info:eu-repo/semantics/other
    Format: application/pdf
    Location Call Number Limitation Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 7
    facet.materialart.
    Unknown
    In:  Gorteria: tijdschrift voor de floristiek, de plantenoecologie en het vegetatie-onderzoek van Nederland vol. 12 no. 8/9, pp. 174-184
    Publication Date: 2024-01-12
    Description: A floristic inventory of the vegetation of the dikes of the island of Schouwen-Duiveland (prov. of Zeeland).
    Repository Name: National Museum of Natural History, Netherlands
    Type: info:eu-repo/semantics/article
    Format: application/pdf
    Location Call Number Limitation Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 8
    facet.materialart.
    Unknown
    In:  Nederlandse Faunistische Mededelingen vol. 36, pp. 69-98
    Publication Date: 2024-01-12
    Description: An annotated list is given of whitefly species of the Netherlands, occurring in the open, indoors in greenhouses and living rooms and those intercepted during import inspections. In this paper over 50 species are mentioned, 14 of which occur in the open, 6 species\nhave been only found in greenhouses and 42 species have been intercepted during quarantine inspections. The majority of the observations stem from the period 1970-2010. Aleurotuba jelinekii and Siphoninus immaculatus are new for the Netherlands, occurring\noutdoors. Due to regular introductions of species living on traded plants the chance that new species will establish is enhancing.
    Keywords: Hemiptera ; Aleyrodidae ; Nederland ; verspreiding ; naamlijst
    Repository Name: National Museum of Natural History, Netherlands
    Type: info:eu-repo/semantics/article
    Format: application/pdf
    Location Call Number Limitation Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 9
    facet.materialart.
    Unknown
    In:  Nederlandse Faunistische Mededelingen vol. 9, pp. 29-78
    Publication Date: 2024-01-12
    Description: Het genus Scrobipalpa in Nederland (Lepidoptera: Gelechiidae)\nScrobipalpa is een geslacht van kleine, lastig uit elkaar te houden motjes. In heel Europa zijn ongeveer 70 soorten bekend. Doorgaans zijn de vleugels bruin- of grijsachtig met een tekening van stippels en strepen die bovendien erg kan vari\xc3\xabren. Hierdoor kunnen de individuele soorten vaak moeilijk herkend worden. Aan de hand van de genitali\xc3\xabn kunnen soorten wel allemaal gedetermineerd worden. Omdat de literatuur over deze groep niet erg toegankelijk is en bestaande beschrijvingen soms erg onvolledig zijn, wordt dit artikel in het Engels geschreven. Met dit artikel zijn de elf Nederlandse soorten te determineren. De meeste hiervan zijn min of meer gebonden aan de kust. Van alle soorten worden naast beschrijvingen van de vleugeltekening en de genitali\xc3\xabn, ook de verspreiding, de biologie en de ecologie gegeven.
    Keywords: Insecta ; Lepidoptera ; Scrobipalpa ; Verspreiding ; Biotopen ; Fenologie ; Herkenning ; Determinatiesleutel ; Waardplanten
    Repository Name: National Museum of Natural History, Netherlands
    Type: info:eu-repo/semantics/article
    Format: application/pdf
    Location Call Number Limitation Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 10
    Publication Date: 2024-04-11
    Keywords: biodiversiteit ; Nederland ; plantenluizen
    Repository Name: National Museum of Natural History, Netherlands
    Type: info:eu-repo/semantics/bookPart
    Format: application/pdf
    Location Call Number Limitation Availability
    BibTip Others were also interested in ...
Close ⊗
This website uses cookies and the analysis tool Matomo. More information can be found here...