GLORIA

GEOMAR Library Ocean Research Information Access

feed icon rss

Your email was sent successfully. Check your inbox.

An error occurred while sending the email. Please try again.

Proceed reservation?

Export
  • 1
    facet.materialart.
    Unknown
    European Invertebrate Survey - Nederland, Leiden
    Publication Date: 2024-01-20
    Description: Wilde bijen in terreinen van Natuurmonumenten\nEr zijn sterke aanwijzingen dat het plaatsen van bijenkasten in natuurgebieden negatief kan zijn voor de plaatselijke wilde-bijenfauna. De honingbij concurreert met wilde bijen om stuifmeel, waardoor de broedzorg van sommige soorten nadeel ondervindt. Dit was voor Natuurmonumenten de aanleiding om EIS-Nederland te verzoeken een rapport op te stellen over de bijen van hun terreinen en advies uit te brengen over beschermingsmaatregelen voor de bijenfauna. Om de terreinen te kunnen beoordelen op hun waarde voor de bijenfauna werd een lijst opgesteld met bedreigde bijensoorten. In totaal staan 194 van de 338 uit Nederland bekende soorten op deze lijst. Daarvan zijn er 49 niet meer in Nederland aangetroffen sinds 1980. Bijen lijken in ons land nog sterker bedreigd te worden dan veel andere diergroepen. Binnen de bijen bestaat een grote variatie aan vliegplanten en in de mate van specialisatie. Met behulp van informatie over bloembezoek van honingbijen en wilde bijen werd onderzocht of er binnen de wilde bijen groepen van soorten te onderscheiden zijn, die meer of minder dan gemiddeld door de honingbij beconcurreert worden. Honingbijen bleken echter op vrijwel alle planten te vliegen waar ook wilde bijen op vliegen. Het bleek niet mogelijk om met de beschikbare informatie een differentiatie aan te brengen in de mate van concurrentiegevoeligheid van afzonderlijke soorten. Waarschijnlijk bestaan deze verschillen wel, maar om deze aan te geven is meer gedetailleerde informatie nodig. Door het waarnemingenbestand van de wilde bijen te koppelen aan het gebiedenbestand van Natuurmonumenten konden de gegevens van bedreigde bijensoorten geselecteerd worden. Uit 107 van de circa 360 gebieden zijn gegevens van bedreigde bijen bekend. Er werd een lijst samengesteld van gebieden met de meeste bedreigde soorten in de afgelopen eeuw, en tevens een lijst van gebieden met de meeste bedreigde soorten vanaf 1980. Voor deze laatste lijst geldt de volgende \xe2\x80\x98top 10\xe2\x80\x99: Sint-Pietersberg, Grensmaas, Brunssummerheide, Groeve Sweijer, Geuldal, Nationaal Park Veluwezoom 1, Loonse en Drunense Duinen, Zwanenwater, Berghofweide, Nationaal Park Schiermonnikoog. Speciale aandacht werd gegeven aan een groep soorten van kustduinen en kwelders, waarvoor Nederland een internationale verantwoordelijkheid heeft. Deze soorten zijn in vijf terreinen van Natuurmonumenten vastgesteld: Hoge Berg, Nationaal Park Schiermonnikoog, Voornes Duin, Zuidgors, Zwanenwater. In de vorige paragraaf worden weliswaar gebieden met een rijke bijenfauna genoemd, maar hierbij moet in het oog gehouden worden dat uit veel gebieden geen (recente) gegevens beschikbaar zijn. Verwacht mag worden dat intensiever onderzoek nog meer belangrijke bijengebieden aan het licht zal brengen. Om toch iets te kunnen zeggen over de niet- of slecht onderzochte gebieden werden de voorkeursbiotopen van wilde bijen bepaald met behulp van literatuuronderzoek en de EIS-ecocodes. De volgende biotopen bleken belangrijk: droge kruidenvegetaties, schraallanden, droge heide, stuifzanden, kust- en rivierduinen en groeven. Schorren en kwelders zijn bovendien belangrijk vanwege het voorkomen van enkele bijzondere soorten. De bijenfauna van de volgende slecht onderzochte gebieden verdient op grond van de biotopen meer aandacht: Beningerslikken, Bennekomse Bos, Cartierheide, Inlaag, Korendijkse Slikken, Kwade Hoek, Maasuiterwaarden, Oisterwijkse bossen en vennen, Oudemirdumerklif, Planken Wambuis, De Schorren, Sprengenberg, Zuidgors. Hierbij moet benadrukt worden dat deze gebieden geselecteerd zijn uit de 107 gebieden waaruit gegevens van bedreigde soorten bekend waren. Van de andere circa 253 terreinen waren geen biotoopgegevens voorhanden Met behulp van gegevens over bloembezoek is onderzocht welke planten belangrijk zijn voor de voedselvoorziening van bijen. Naast enkele algemeen voorkomende families (composieten, schermbloemigen, kruisbloemigen, vlinderbloemigen en lipbloemigen) bleken vooral de volgende plantensoorten en \xe2\x80\x93genera van belang: klokjes, Centaurea-soorten, slangenkruid, zandblauwtje, rolklaver, ganzerik, braam, wilg, paardenbloem en klaver. Tot slot wordt advies uitgebracht ten aanzien van het beheer in gebieden met een bijzondere bijenfauna en worden er lijsten gegeven van gebieden waarvoor het interessant zou zijn om de huidige bijenfauna beter te onderzoeken. \nAdvies Zolang niet is aangetoond dat honingbijen geen negatief effect hebben op de wilde bijenfauna adviseren wij om zeer terughoudend te zijn met het toelaten van bijenkasten in gebieden met een belangrijke wilde bijenfauna. Het gaat in ieder geval om de \xe2\x80\x98top 10\xe2\x80\x99 van soortenrijkste gebieden en de vijf gebieden met bijzondere kustsoorten, die eerder in deze samenvatting genoemd zijn. Slechts een klein deel van de gebieden van Natuurmonumenten is voldoende onderzocht. Naar verwachting komen ook belangrijke bijenpopulaties voor in niet of slecht onderzochte gebieden. Gezien de dramatische achteruitgang van de Nederlandse bijen verdient het aanbeveling om de bijenfauna van zo veel mogelijk van dit soort potentieel belangrijke gebieden in kaart te brengen. We adviseren om ook terughoudend te zijn met het plaatsen van bijenkasten in de volgende gevallen:\n\xe2\x80\xa2 In de belangrijkste bijenbiotopen: open, zandige, bloemrijke gebieden, met een grote structuurvariatie,\nzoals droge kruidenvegetaties, schraallanden, droge heiden, groeven, stuifzanden, kust- en\nrivierduinen, schorren en kwelders.\n\xe2\x80\xa2 In droge, open gebieden met ge\xc3\xafsoleerde (groepen) wilgen. Dit is in het vroege voorjaar de enige\nnectar- en pollenbron in de wijde omgeving voor zeer veel bloembezoekende insecten. Hier zouden\nzeker geen bijenkasten toegelaten moeten worden.\n\xe2\x80\xa2 Grote groeiplaatsen van belangrijke vliegplanten van bedreigde bijen.
    Keywords: Nederland ; Verspreiding ; Biotopen
    Repository Name: National Museum of Natural History, Netherlands
    Type: info:eu-repo/semantics/other
    Format: application/pdf
    Location Call Number Limitation Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 2
    Publication Date: 2024-01-12
    Description: Verspreiding en fenologie van de wants Nysius huttoni in Nederland (Heteroptera: Lygaeidae)\nIn opdracht van de Plantenziektenkundige Dienst heeft EIS-Nederland van 14 april tot en met 26 oktober 2006 een onderzoek uitgevoerd naar de verspreiding en populatiekarakteristieken van de wants Nysius huttoni White. Deze soort komt oorspronkelijk voor in Nieuw-Zeeland en is in 2002 voor het eerst in Nederland en Belgi\xc3\xab waargenomen. Vermoedelijk is hij via de haven van Antwerpen in Europa terechtgekomen. In Nieuw-Zeeland staat de soort bekend als een schadeverwekker bij tarwe en koolzaad. De Engelse naam is \xe2\x80\x98the New Zealand wheat bug\xe2\x80\x99, oftewel de Nieuw-Zeelandse tarwewants. De wantsen voeden zich met de sappen uit de tarwezaden, waarbij een enzym wordt afgescheiden dat in de plant aanwezig blijft. Bij verwerking van de tarwe tot deeg breekt het enzym de gluten af, waardoor het deeg slap en plakkerig wordt en het brood slecht van kwaliteit. Het in Nederland, en deels in Belgi\xc3\xab, uitgevoerde onderzoek had tot doel het verspreidingsgebied in kaart te brengen, evenals het beschrijven van de populatiekarakteristieken en eventuele schade aan landbouwgewassen. Het onderzoek bestond uit een inventarisatie en een monitoring van enkele grote populaties. Nysius huttoni komt verspreid over het zuidwestelijke deel van Nederland voor, waarbij de grenzen zich op dit moment bevinden in het zuiden van Zuid-Holland en westelijk Noord-Brabant. Waterwegen zoals de Westerschelde en Oosterschelde vormen klaarblijkelijk geen barri\xc3\xa8re voor Nysius huttoni om zich te verspreiden, naar alle waarschijnlijkheid wordt deze afstand vliegend overbrugd. Nysius huttoni is niet kritisch met betrekking tot zijn biotoop. De soort komt op allerlei ruderale, vrij droge terreintjes voor, waarbij de enige voorwaarde de aanwezigheid van zogenaamde topkapselmossen lijkt te zijn, waartussen de dieren schuilen en overwinteren. Zowel aan de rand van het huidige verspreidingsgebied als ver daarbuiten is nog een grote hoeveelheid geschikte biotoop aanwezig voor Nysius huttoni. Gedurende de gehele periode zijn er volwassen individuen van Nysius huttoni aangetroffen in het veld. De eerste nimfen zijn pas op de tweede monitoringsronde aangetroffen, dit geeft aan dat deze soort net als in Nieuw-Zeeland overwintert als adult. Tijdens de monitoring zijn er in twee verschillende perioden weke exemplaren aangetroffen, dit zijn dieren die vlak voor het moment van bemonsteren zijn verveld van het 5e nimfenstadium tot volwassen individu. Deze twee perioden, gecombineerd met het gegeven dat de soort als adult overwintert, duiden er op dat er minimaal twee generaties per jaar zijn. Gemiddeld was het aandeel macroptere exemplaren op de monitoringslocaties 25%. Dit zijn de dieren met volledig ontwikkelde vleugels die verantwoordelijk zijn voor de verspreiding van de soort over grotere afstanden. Het is gebleken dat de temperatuur van invloed is op de activiteit van de dieren, zoals ook in de literatuur vermeld wordt. Tijdens dit onderzoek kon geen schade vastgesteld worden aan landbouwgewassen. Er is geen enkel exemplaar gevonden op enig gewas of landbouwperceel. Er is ook geen schade vastgesteld aan andere planten op plekken waar Nysius huttoni aanwezig was. Zelfs na een lange periode van warmte en droogte kon geen schade vastgesteld worden. Er zijn tijdens dit onderzoek geen potenti\xc3\xable parasieten van Nysius huttoni waargenomen. Ook konden in de literatuur geen potenti\xc3\xable parasieten worden gevonden. Er wordt alleen vermeld dat de in Nieuw-Zeeland ge\xc3\xafntroduceerde spreeuw als predator van N. huttoni optreedt. Gezien het feit dat Nysius huttoni pas sinds 2002 in Nederland en Belgi\xc3\xab is waargenomen, er voldoende geschikte biotoop aanwezig is, waterwegen geen belemmering vormen voor verdere verspreiding en een kwart van de populaties in staat is zich te verspreiden, valt te verwachten dat deze soort zich over grote delen van Nederland kan verspreiden.
    Keywords: Nederland ; Verspreiding ; Exoot ; Uitbreiding ; Ecologie ; Biologie ; Biotopen
    Repository Name: National Museum of Natural History, Netherlands
    Type: info:eu-repo/semantics/other
    Format: application/pdf
    Location Call Number Limitation Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 3
    facet.materialart.
    Unknown
    European Invertebrate Survey - Nederland, Leiden
    Publication Date: 2024-01-12
    Description: Bijen en graafwespen langs kanaal Almelo-Nordhorn met aandacht voor andere insecten \nIn 2001 hebben medewerkers van EIS-Nederland in opdracht van de Provincie Overijssel een inventarisatie uitgevoerd van de bijen- en graafwespenfauna van Kanaal Almelo-Nordhorn. Er zijn 56 soorten bijen en 26 soorten graafwespen gevonden. Hieronder zijn twee bijzondere bijen (Andrena gravida en Lasioglossum fratellum) en drie bijzondere graafwespen (Ectemnius lituratus, Mimesa bruxellensis en Mimumesa beaumonti). In dit rapport worden deze resultaten besproken en gaat tevens aandacht uit naar het voorkomen van enkele andere bijzondere insecten langs dit kanaal. Met name het voorkomen van enkele zeldzame sprinkhanen is vermeldenswaardig: het zoemertje Stenobothrus lineatus, het schavertje Stenobothrus stigmaticus, de zompsprinkhaan Chorthippus montanus en de weidesprinkhaan Chorthippus dorsatus. Verder wordt kort ingegaan op enkele soorten libellen, zweefvliegen en langsprietmotten. Naar aanleiding van de resultaten worden aanbevelingen gegeven voor het beheer van de kanaaltaluds.
    Keywords: Nederland ; Verspreiding ; Biotopen
    Repository Name: National Museum of Natural History, Netherlands
    Type: info:eu-repo/semantics/other
    Format: application/pdf
    Location Call Number Limitation Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 4
    facet.materialart.
    Unknown
    European Invertebrate Survey - Nederland, Leiden
    Publication Date: 2024-01-12
    Description: Bijen en graafwespen in zes terreinen van Natuurmonumenten \nIn 2002 verrichtten medewerkers van EIS-Nederland veldonderzoek naar de bijen- en graafwespenfauna in zes terreinen van deVereniging Natuurmonumenten: de Kampina, de Maasuiterwaarden bij Den Bosch, Planken Wambuis, de Plateaux, Voornes Duin en de Zeepeduinen. In dit rapport worden de resultaten van deze inventarisaties besproken. Ook is er aandacht voor gegevens van bijen en graafwespen uit eerdere jaren, voor zover deze aanwezig zijn in de databestanden van EIS-Nederland. Aan de hand hiervan worden beheeraanbevelingen gedaan ten behoeve van de bijen- en graafwespenfauna. In de inleiding worden enkele algemene richtlijnen gegeven voor bijen- en graafwespenvriendelijk beheer van natuurgebieden. \nKampina In 2002 zijn 88 soorten bijen en 41 soorten graafwespen gevonden, waarmee de totale aantallen uit het gebied bekende soorten op respectievelijk 104 en 46 uitkomen. De Kampina is een vrij soortenrijk gebied als gevolg van de grote mate van afwisseling in het landschap en er komen verschillende bedreigde soorten voor. Toch zijn enkele bijzondere soorten inmiddels uit het gebied verdwenen. Met aanpassingen in het beheer is nog wel enige winst te behalen voor de bijen- en graafwespenfauna. Belangrijke aanbevelingen in dit verband zijn: grootschalige kap van aangeplante soortenarme naaldbossen, tegengaan van verdroging in heideterreinen, kleinschalig plaggen van vergraste droge heide, faseren van begrazing en maaibeheer in tijd en ruimte. \nMaasuiterwaarden In 2002 zijn 41 soorten bijen en negen soorten graafwespen gevonden, waarmee de totale aantallen uit het gebied bekende soorten op respectievelijk 53 en 23 uitkomen. De Maasuiterwaarden zijn niet erg soortenrijk, maar hebben wel de potentie om dit te worden. Maatregelen die hierbij kunnen helpen zijn: het openkappen van enkele steile, zonnige hellingen, het faseren van de begrazing in ruimte en tijd en de vergroting van de bewegingsvrijheid van de rivier. \nPlanken Wambuis In 2002 zijn 55 soorten bijen en 39 soorten graafwespen gevonden, waarmee de totale aantallen uit het gebied bekende soorten op respectievelijk 59 en 53 uitkomen. Echte zeldzaamheden zijn niet gevonden, maar de fauna als totaal is kenmerkend voor een habitat die in Nederland sterk onder druk staat als gevolg van vergrassing van schrale heide- en zandgebieden. Om deze waardevolle fauna te behouden kunnen de volgende beheermaatregelen worden overwogen: gefaseerd maaien van braakliggende, bloemrijke akkers en wegbermen, het tegengaan van vergrassing en vermossing van de stuifzanden. \nPlateaux In 2002 zijn 78 soorten bijen en 43 soorten graafwespen gevonden. Er zijn geen oude gegevens uit dit gebied bekend. Het is een soortenrijk terrein, als gevolg van de sterke afwisseling tussen droge en natte delen. Tien van de aangetroffen bijensoorten staan op de Rode Lijst. Hiervan geldt de Gelderse zandbij Andrena gelriae als \xe2\x80\x98ernstig bedreigd\xe2\x80\x99. Als gevolg van de begrazing zijn in het gebied op veel plaatsen abrupte overgangen aanwezig tussen bos en lage vegetatie, waarbij geen bloemrijke overgangsvegetatie aanwezig zijn. Dit is nadelig voor de bijen- en graafwespenfauna. Hier en daar zouden overgangsvegetaties gestimuleerd kunnen worden door delen af te rasteren, zodat de runderen er niet bij kunnen. \nVoornes Duin In 2002 zijn 34 soorten bijen en 28 soorten graafwespen gevonden, waarmee de totale aantallen uit het gebied bekende soorten op respectievelijk 47 en 29 uitkomen. Er zijn drie soorten gevonden van de Rode Lijst, waarvan er twee typische duinsoorten zijn. Een vierde Rode-Lijstsoort die kenmerkend is voor kusthabitats, de schorzijdebij Colletes halophilus, is in 1994 voor het laatst in dit gebied gevonden. Waarschijnlijk is de soort in 2002 gemist vanwege haar late vliegtijd. Specifieke beheermaatregelen konden niet worden genoemd, maar bij het opstellen van nieuwe maatregelen zou rekening gehouden moeten worden met de vier bedreigde bijensoorten in het gebied. \nZeepeduinen In 2002 zijn 49 soorten bijen en 26 soorten graafwespen gevonden. Er zijn drie bijensoorten gevonden van de Rode Lijst, waarvan de kustbehangersbij Megachile maritima de bijzonderste is. De aanwezigheid van pony\xe2\x80\x99s heeft een gunstig effect op de nestelgelegenheid en de bloemenrijkdom. Hier en daar kan de bleomenrijkdom nog gestimuleerd worden door in september te maaien en het maaisel af te voeren. Dit zou met name in vochtige delen moeten gebeuren, waar tormentil en rolklaver groeien. Dit zijn belangrijke voedselplanten van bijen in het terrein.
    Keywords: Nederland ; Verspreiding ; Biotopen ; Bescherming
    Repository Name: National Museum of Natural History, Netherlands
    Type: info:eu-repo/semantics/other
    Format: application/pdf
    Location Call Number Limitation Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 5
    facet.materialart.
    Unknown
    European Invertebrate Survey - Nederland, Leiden
    Publication Date: 2024-01-12
    Description: Invasieve Arthropoda in Nederland: een eerste inventarisatie \nHieronder worden soorten verstaan die zich sinds 1950 in Nederland gevestigd hebben en zich sterk hebben uitgebreid. Het overzicht kwam tot stand via een enqu\xc3\xaate onder circa 50 specialisten en beperkt zich tot de soorten waarvan het invasieve karakter duidelijk en gedocumenteerd is. De totale lijst bevat 104 invasieve soorten Arthropoda en geeft basale informatie over het voorkomen in Nederland, biologie, ecologie en relevante literatuur.\nDe volgende resultaten met betrekking tot de herkomst van invasieve Arthropoda zijn gepresenteerd:\n\xe2\x80\xa2 het grootste deel (73%) van de invasieve Arthropoda is afkomstig uit Europa;\n\xe2\x80\xa2 de niet-Europese invasieve Arthropoda zijn afkomstig uit alle andere werelddelen (behalve\nAntarctica), met een relatief groot aandeel Noord-Amerikaanse soorten (11%);\n\xe2\x80\xa2 de Europese invasieve Arthropoda hebben zich grotendeels (88%) op actieve wijze gevestigd;\n\xe2\x80\xa2 de niet-Europese invasieve soorten hebben zich op passieve wijze gevestigd.\nDe volgende resultaten met betrekking tot schadelijkheid van invasieve Arthropoda zijn gepresenteerd:\n\xe2\x80\xa2 van alle invasieve Arthropoda geldt 36% als schadelijk;\n\xe2\x80\xa2 van de Europese invasieve Arthropoda geldt 22% als schadelijk;\n\xe2\x80\xa2 van de niet-Europese invasieve Arthropoda geldt 75% als schadelijk.\nEen selectie van 33 soorten wordt uitgebreid besproken. De eerste 13 hiervan zijn sinds 1992 voor het eerst in Nederland aangetroffen. De discussie gaat in op de volledigheid van het overzicht, de herkomst en de schadelijkheid van de invasieve Arthropoda.
    Keywords: Nederland ; Verspreiding ; Uitbreiding ; Exoten
    Repository Name: National Museum of Natural History, Netherlands
    Type: info:eu-repo/semantics/other
    Format: application/pdf
    Location Call Number Limitation Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 6
    facet.materialart.
    Unknown
    European Invertebrate Survey - Nederland, Leiden
    Publication Date: 2024-01-12
    Description: Vliegen, bijen en wespen in de uiterwaarden rond Zaltbommel \nIn opdracht van Rijkswaterstaat, Directie Oost, werd door EIS-Nederland in 2001 een inventarisatie verricht in vijf uiterwaarden langs de Waal ten oosten (rechter- en linkeroever) en westen (linker-oever) van Zaltbommel. Deze inventarisatie dient als basis voor verder onderzoek naar de indicatorwaarde van ongewervelden in de uiterwaarden. De inventarisatie richtte zich op sprinkhanen, libellen, bijen, wespen, zweefvliegen en spinnen. In dit rapport worden de resultaten met betrekking tot de bijen, wespen en zweefvliegen behandeld. De onderzochte gebieden zijn de Breemwaard, de Gamerensche waard, de Heesseltsche waard, de Hurwenensche waard en de Rijswaard. Deze vijf uiterwaarden zijn ge\xc3\xafnventariseerd op de volgende families: zweefvliegen (Syrphidae), bijen (Apidae), graafwespen (Crabronidae & Sphecidae), spinnendoders (Pompilidae), plooivleugelwespen (Vespidae), keverdoders (Tiphiidae) en goudwespen (Chrysididae). Blaaskopvliegen (Conopidae), boorvliegen (Tephritidae), dazen (Tabanidae), prachtvliegen (Otitidae), roofvliegen (Asilidae), sluipvliegen (Tachinidae) viltvliegen (Therevidae) en wapenvliegen (Stratiomyidae) zijn in beperkte mate verzameld. Dit verslag bespreekt de aangetroffen fauna. Er zijn 62 soorten zweefvliegen, 45 soorten bijen en 53 soorten wespen aangetroffen. De gebieden zijn niet erg soortenrijk en er zijn weinig bijzondere soorten gevonden. Bij de zweefvliegen bevat alleen de moerasfauna enkele interessante soorten, zoals Neoascia geniculata en N. interrupta. Vergeleken met het hele Nederlandse soortenspectrum is het aandeel van soorten met waterbewonende larven in de uiterwaarden zeer hoog. De andere ecologische groepen (predatoren, fytofagen en houtbewoners) zijn duidelijk minder vertegenwoordigd en bevatten voornamelijk weinig kritische soorten. Dit heeft waarschijnlijk te maken met de geringere tolerantie voor overstroming in het larvale stadium. Onder de aangetroffen roofvliegen is Machimus cowini een interessante soort, die een sterke voorkeur voor oeverwallen lijkt te hebben. De soort komt in alle onderzochte uiterwaarden voor. Er zijn vier zeldzame bijensoorten gevonden: Andrena labialis, A. rosae, A. semilaevis en Nomada stigma. Het betreft incidentele vondsten die niet duidelijk maken of het om populaties gaat, behalve bij Andrena labialis; deze soort is in aantal in de Rijswaard gevonden. Nomada stigma parasiteert in de nesten van deze soort. Vermeldenswaard is ook het in grote aantallen voorkomen van de kattenstaartbij Melitta nigricans, die karakteristiek genoemd kan worden voor de moerassen in de uiterwaarden. Bijzondere graafwespen zijn: Crossocerus vagabundus, Mimumesa atratina, Psenulus brevitarsis, P. laevigatus en Rhopalum gracile. Het is opvallend dat al deze soorten hun nesten bouwen in dood hout. Verder is een zeldzame spinnendoder gevonden: Dipogon variegatum. Deze soort was voorheen alleen bekend uit Maastricht. De gegevens van de zweefvliegen leenden zich het best voor een verdere analyse van de soortensamenstelling. Deze data zijn gebruikt voor een poging om per uiterwaardenbiotoop een lijst van karakteristieke soorten te bepalen. Dit is gedaan met een berekening van indicatorwaarden en met NMS-ordinaties in het computerprogramma PC-Ord. De berekening van indicatorwaarden leverde weinig op. De NMS-ordinatie gaf meer inzicht in de voorkeuren van soorten binnen de uiterwaarden. Per biotoopcategorie kon een voorlopige lijst van karakteristieke zweefvliegsoorten worden opgesteld. Om bij het vervolg van de inventarisaties beter interpreteerbare resultaten te vinden, zullen gestandaardiseerde aantalsschattingen gemaakt moeten worden en moet al in het voorjaar met het veldwerk begonnen worden.
    Keywords: Nederland ; Verspreiding ; Biotopen
    Repository Name: National Museum of Natural History, Netherlands
    Type: info:eu-repo/semantics/other
    Format: application/pdf
    Location Call Number Limitation Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 7
    facet.materialart.
    Unknown
    European Invertebrate Survey - Nederland, Leiden
    Publication Date: 2024-01-12
    Description: Ongewervelde dieren van de Biesbosch \nIn de loop der jaren hebben natuurliefhebbers vele gegevens verzameld over de ongewervelde dieren van de Biesbosch. Deze gegevens zijn opgeslagen in de databanken van Stichting EIS-Nederland en gelieerde organisaties. Dit rapport geeft een overzicht van de gegevens die van de volgende ongewervelden diergroepen beschikbaar zijn:\nbijen\nloopkevers\nmollusken\nmieren\nsprinkhanen\nvlinders\nwespen\nzweefvliegen\nPer diergroep wordt aangegeven voor welke soorten de Biesbosch van groot belang is voor de Nederlandse verspreiding. Aan de hand hiervan wordt bepaald welke groepen en soorten aandacht zouden moeten krijgen bij toekomstige inventarsaties, monitoring en beheersmaatregelen. Niet elke groep blijkt even goed ge\xc3\xafnventariseerd in de Biesbosch. Ook bevatten niet alle groepen soorten waarvoor de Biesbosch van groot belang is. Onder de bijen, mollusken en vlinders komen diverse soorten in het gebied voor die voor een groot deel van hun Nederlandse verspreiding op de Biesbosch aangewezen zijn. Deze groepen verdienen daarom zeker extra aandacht. Overige groepen die mogelijk interessante soorten herbergen, maar nog onvoldoende bekend zijn, zijn loopkevers, wespen en zweefvliegen. Onder de mieren en sprinkhanen bevinden zich geen bijzonderheden.
    Keywords: Nederland ; Verspreiding
    Repository Name: National Museum of Natural History, Netherlands
    Type: info:eu-repo/semantics/other
    Format: application/pdf
    Location Call Number Limitation Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 8
    Publication Date: 2024-01-12
    Description: Obn-monitoring van bijen in gebieden van Natuurmonumenten (Hymenoptera, Apidae s.l.) Het Overlevingsplan Bos en Natuur (OBN) is ontwikkeld door het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit om de effecten van verzuring, vermesting en verdroging in de Nederlandse natuur te verminderen. Op initiatief van Natuurmonumenten zijn in 2006 voor het eerst enkele inventarisaties van bijen uitgevoerd in het kader van het OBN. Dit gebeurde in de onderstaande vijf gebieden. Per terrein wordt de aangetroffen bijenfauna besproken en waar mogelijk vergeleken met gegevens uit eerdere jaren. Kort wordt ingegaan op de relatie tussen de bijenfauna en het beheer van het terrein, met name de geplande OBN-ingrepen. \nLeggelderveld (Drenthe) Het Leggelderveld is een gevarieerd terrein van circa 300 hectare, met droge en natte heide, schraalgrasland, veenputten en bos. Er vindt begrazing plaats door paarden, runderen en Drentse heideschapen. In het kader van het OBN zijn plagwerkzaamheden gepland in enkele delen van het terrein. In 2006 zijn hier 34 bijensoorten gevonden, waarvan vijf soorten van de Rode Lijst. Uit eerdere jaren zijn 26 soorten bekend uit het gebied. Het totale aantal bekende bijensoorten uit het Leggelderveld bedraagt 50. Het Leggelderveld kan als een rijk bijengebied beschouwd worden. Naar verwachting zullen de geplande maatregelen gunstig zijn voor de bijenfauna. \nLoonse en Drunense Duinen (Noord-Brabant) In de Loonse en Drunense Duinen richten de herstelmaatregelen in het kader van het OBN zich in in de eerste fase uitsluitend op het centrale stuifzandgedeelte (28, 4 hectare). In dit gedeelte zijn in 2006 34 soorten bijen aangetroffen (waaronder vier Rode-Lijstsoorten), waarmee het totale aantal uit dit gebied bekende bijen op 40 komt. Naar verwachting zullen de geplande OBN-maatregelen gunstig zijn voor de bijenfauna, omdat zij zich richten op het herstellen en behouden van het open karakter van het gebied. Een aandachtspunt hierbij zijn de groeiplaatsen van kruipwilg. Deze plant komt hier uitzonderlijk veel voor en is van groot belang voor bijen in het voorjaar.\nOldenaller: Heihoef (Gelderland) Het terrein bestaat uit droge en natte heide, omringd door bos. In 2006 zijn 26 bijensoorten gevonden (waaronder drie Rode-Lijstsoorten), waarmee nu 30 soorten uit het gebied bekend zijn. Er zijn geen bijengegevens bekend uit het terrein van voor de plagwerkzaamheden, dus over het effect van de reeds uitgevoerde maatregelen op de bijenfauna kan alleen gespeculeerd worden. Er worden enkele aanbevelingen gegeven die de bijenfauna ten gunste zullen komen. \nSteenbergerveld (Drenthe) Het Steenbergerveld bestaat uit droge heide met vennen. Het terrein wordt begraasd door runderen en in het kader van het OBN zijn plagwerkzaamheden gepland. In 2006 zijn hier 19 soorten bijen aangetroffen, waarvan twee Rode-Lijstsoorten. Het gebied is niet rijk aan bijen. De geplande plagwerkzaamheden kunnen hier verandering in aanbrengen, mits hierbij enig reli\xc3\xabf in de bodem ontstaat. \nNationaal Park Zuid-Kennemerland (Noord-Holland) In 2006 zijn in Nationaal Park Zuid-Kennemerland 35 soorten bijen aangetroffen. In 1999 en 2000 is dit gebied ook ge\xc3\xafnventariseerd, waardoor een goede vergelijking mogelijk is. Het meest opvallende resultaat is de vondst van de gouden slakkenhuisbij en het zilveren fluitje op drie verschillende plekken, terwijl deze soorten in 1999 en 2000 niet in het gebied gevonden zijn. Of er een verband is tussen het opduiken van deze bijzondere bijen en het begrazingsbeheer is niet zeker. Het feit dat de bloemenrijkdom in sommige terreindelen groter is, hangt vermoedelijk wel met de begrazing samen.
    Keywords: Nederland ; Verspreiding ; Biotopen
    Repository Name: National Museum of Natural History, Netherlands
    Type: info:eu-repo/semantics/other
    Format: application/pdf
    Location Call Number Limitation Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 9
    Publication Date: 2024-01-12
    Description: Bedreigde en verdwenen bijen in Nederland (Apidae s.l.)\nbasisrapport met voorstel voor de rode lijst Dit rapport bevat het voorstel voor een Rode Lijst van de Nederlandse bijen (Apidae s.l.). De Rode Lijst werd samengesteld door Stichting EIS-Nederland in opdracht van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij. De Rode-Lijststatus is bepaald aan de hand van een combinatie van een zeldzaamheids- en een trendcriterium. De zeldzaamheid werd bepaald met het aantal atlasblokken (5x5 km) waarin een soort is aangetroffen in de periode 1970-2001 (actuele periode). De trend werd bepaald door de status in de actuele periode te vergelijken met de status in de periode voor 1970 (referentieperiode). Van de 338 in Nederland aangetroffen bijensoorten komen er 188 (56%) op de Rode Lijst: 35 soorten zijn verdwenen, 31 ernstig bedreigd, 52 bedreigd, 53 kwetsbaar en 17 gevoelig. In totaal zijn 16 soorten niet beschouwd, omdat onvoldoende gegevens beschikbaar waren of omdat de soort niet als inheems is beschouwd. Elke bijensoort van de Rode Lijst wordt afzonderlijk besproken. In elke soorttekst komen het voorkomen in Nederland, de biotoop, de nestelwijze, het bloembezoek en de vliegtijd van de soort aan bod. In de basistabel achterin het rapport wordt voor het eerst voor elke Nederlandse bijensoort een Nederlandse naam gepresenteerd. In de discussie wordt de Rode Lijst van de bijen vergeleken met Rode Lijsten van andere floraen faunagroepen. Hieruit blijkt dat bijen ernstiger bedreigd worden dan de meeste andere groepen. Als mogelijke oorzaken hiervan worden genoemd de verarming van de flora, het verdwijnen van \xe2\x80\x98kleine landschapselementen\xe2\x80\x99, de vermesting van de bodem, de versnippering van leefgebieden en concurrentie om voedselbronnen met honingbijen. Naar aanleiding hiervan worden enkele vuistregels gegeven voor een bijenvriendelijk beheer van natuurgebieden.
    Keywords: Nederland ; Verspreiding ; Beschermin ; Trends ; Rode lijst
    Repository Name: National Museum of Natural History, Netherlands
    Type: info:eu-repo/semantics/other
    Format: application/pdf
    Location Call Number Limitation Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 10
    facet.materialart.
    Unknown
    European Invertebrate Survey - Nederland, Leiden
    Publication Date: 2024-01-12
    Description: Bijenfauna en beheer van zeven terreinen van Natuurmonumenten \nIn 1999 en 2000 verrichtten medewerkers van EIS-Nederland veldonderzoek naar de wilde bijenfauna in zeven terreinen van Natuurmonumenten: het Dwingelderveld, Huis ter Heide, het Korenburgerveen, de Loonse en Drunense duinen, het Naardermeer, groeve Sweijer en Nationaal Park Zuid-Kennemerland. De resultaten van deze inventarisaties worden in dit rapport per terrein besproken en aan de hand hiervan worden beheersaanbevelingen gedaan ten behoeve van de bijenfauna. De inleiding besteedt aandacht aan algemene beheersmaatregelen ten behoeve van de bijenfauna. \nDwingelderveld Tijdens de inventarisatie zijn 55 soorten gevonden, waaronder 13 bedreigde (24 %). Dit is van de zeven onderzochte terreinen het hoogste aantal bedreigde soorten, wat aangeeft dat het Dwingelderveld een belangrijk terrein is voor bijen. Dit geldt met name voor de delen met veel afwisseling in kleine landschapselementen. Deze elementen moeten dan ook gekoesterd worden. De grote, structuurarme struikheidevelden zijn voor bijen niet interessant. Op enkele voor wilde bijen belangrijke plaatsen waren veel honingbijen aanwezig, die afkomstig waren uit nabijgelegen bijenkasten. Deze kasten zouden op andere plaatsen gezet en bovendien in aantal teruggebracht moeten worden. \nHuis ter Heide Tijdens de inventarisatie zijn 73 soorten gevonden, waaronder 10 bedreigde. Dit is een hoog aantal, wat verheugend is in een gebied waarvan veel delen pas sinds kort als natuurgebied worden beheerd. De omvorming van agrarisch land naar heide en schrale graslanden in het kader van het inrichtingsplan Lobelia zal naar verwachting een gunstig effect op de bijenfauna hebben. Er worden enkele aandachtspunten genoemd waarmee Natuurmonumenten in het beheer rekening mee kan houden, zoals het uitrasteren van delen van bosranden om de vestiging van hout- en stengelbewonende bijen te bevorderen. \nKorenburgerveen In het Korenburgerveen werden 36 bijensoorten gevonden. De enige soort die voorheen uit het gebied bekend was, Andrena marginata, is niet teruggevonden. Het vrij lage soortenaantal wordt waarschijnlijk veroorzaakt door een gebrek aan nestelgelegenheid. Hier is in een veengebied, waar weinig droge plekken zijn, weinig aan te doen. Meer nestelgelegenheid kan gecre\xc3\xaberd worden door dood hout en wortelkluiten te laten liggen, bosranden plaatselijk uit te rasteren, houtwallen te ontwikkelen en steilwandjes langs veenpaden schaduwvrij te maken. Op de gras- en hooilandjes langs de droge zuidoost- en noordwestranden van het terrein kan door afstemming van het maai- en begrazingsbeheer de bloemenrijkdom verhoogd worden. \nLoonse en Drunense duinen Dit terrein is al vele jaren \xc3\xa9\xc3\xa9n van de best op bijen onderzochte terreinen van Natuurmonumenten. In 1999 en 2000 werden 60 soorten gevonden, waarmee het totale soortenaantal voor het gebied op 122 komt. De bijenfauna van het centrale, open stuifzandgedeelte is karakteristiek, maar kwetsbaar. In dit gedeelte zouden bijenkasten geweerd moeten worden, om de druk op de kleine populaties te verkleinen. Nestelgelegenheid voor houtbewonende bijen is weinig aanwezig. Hier kan iets aan gedaan worden door middel van plaatselijke uitrastering van bosranden. Grote delen van het terrein zijn arm aan bloemen. Door de recent aangekochte, aangrenzende landbouwpercelen te ontwikkelen als schrale hooi- en graslanden, kunnen bloemrijke terreinen ontstaan. Enkele oude heiderestanten in dennenbos dreigen te verdwijnen. Dit kan met plaggen voorkomen worden. \nNaardermeer Tijdens de inventarisaties zijn 58 soorten bijen gevonden, waarmee het totale soortenaantal in het gebied op 74 komt. Enkele aangrenzende terreinen, die niet in het bezit zijn van Natuurmonumenten, dragen door hun bloemenrijkdom duidelijk bij aan de diversiteit van het terrein. De meeste winst voor de bijenfauna kan worden behaald door het ontwikkelen van bloemrijke hooi- en graslanden langs de randen van het Naardermeer. Hiervoor zal het maai- en begrazingsbeheer aangepast moeten worden. \nGroeve Sweijer Tijdens de inventarisatie zijn 37 soorten gevonden. Dit is geen hoog aantal, zeker gezien het aantal van 109 soorten dat in het databestand van groeve Sweijer staat geregistreerd. Waarschijnlijk zijn veel gegevens uit de omgeving door onnauwkeurigheden in de co\xc3\xb6rdinaten ten onrechte tot dit terrein gerekend. Dit hoge soortenaantal geeft aan dat groeve Sweijer erg interessant voor bijen zou kunnen zijn. Om dit te bereiken zal wel het \xc3\xa9\xc3\xa9n en ander aan de inrichting moeten gebeuren, zoals het afgraven van (delen van) de bovenlaag van het terrein. \nNationaal Park Zuid-Kennemerland Er zijn tijdens de inventarisatie 33 soorten gevonden en het totale aantal uit het terrein bekende soorten is 44. Dit valt tegen voor een duingebied. De oorzaak van het lage soortenaantal is waarschijnlijk het gebrek aan bloemen, want nestelgelegenheid is er ruim voldoende. Een mogelijke oorzaak van de bloemenarmoede is het gebrek aan dynamiek in het terrein. De begrazing door paarden en koeien in het gebied lijkt gunstig te zijn voor de bloemenrijkdom en dus voor de bijenfauna. Het afsluitende hoofdstuk geeft een overzicht van de gevonden aantallen soorten in de terreinen, zowel voor de periode tot en met 1998 als de inventarisaties in 1999 en 2000. Hierbij gaat ook aandacht uit naar het aandeel bedreigde soorten in de gebieden.
    Keywords: Nederland ; Verspreiding ; Bescherming ; Biotopen
    Repository Name: National Museum of Natural History, Netherlands
    Type: info:eu-repo/semantics/other
    Format: application/pdf
    Location Call Number Limitation Availability
    BibTip Others were also interested in ...
Close ⊗
This website uses cookies and the analysis tool Matomo. More information can be found here...